Friday 19 December 2014

Zoekend naar de Vader. De genadeloze romans van Boeli van Leeuwen

De Curaçaose schrijver Boeli van Leeuwen groeide op in een niet-christelijk gezin. Maar toen hij romans begon te schrijven, bleken die tot zijn verbijstering maar om één ding te kunnen draaien: zijn relatie met God de Vader. Die is gerust moeizaam te noemen. 'Voor mij is Hij de rots der struikeling en de steen des aanstoots. Hij is (…) het grondprobleem in mijn leven, want door Zijn onbegrijpelijkheid is mijn leven vaak bitter geweest als gal.'

Opgediept uit de oude floppydoos: Een artikel dat ik in 1997 schreef over de romans van Boeli van Leeuwen, gepubliceerd in het Nederlands Dagblad.



Meer dan twintig jaar had Boeli van Leeuwen een kruis om zijn nek gedragen met een fijn gestileerde Christus erop. Wanneer hij het soms verloor, raakte hij in paniek en iedereen in huis moest helpen zoeken tot hij het terug had. Enkele jaren geleden viel het opnieuw van zijn nek en bleef onvindbaar. Hij was zo nerveus dat hij nauwelijks naar kantoor kon. Toen hij die avond thuiskwam, had zijn vrouw een groot zilveren Christusbeeld van een van hun dochters gevonden. Hij reed naar een juwelierszaak in Willemstad en zei tegen de chef: 'Soldeer dit ding om mijn nek zodat het er nooit meer af kan.' En zo geschiedde het dat hij daar in die chique juwelierszaak zijn hoofd op het blok zette en de gekruisigde Christus om zijn nek liet solderen.
Van Leeuwen vertelt dit verhaal in zijn laatste boek, de essaybundel De taal van de aarde (1997). De mens, zegt hij erbij, is een paradox. Want als er íets is, dat weerstand oproept bij Van Leeuwen, dan is het de kruisdood van Jezus. Al in zijn eerste roman, De rots der struikeling (1959), schreef hij: 'De gedachte dat de mens God heeft gekruisigd, benauwt mij; de wetenschap dat God zich heeft laten kruisigen, maakt me wanhopig. Mij duizelt het voor ogen, wanneer ik eraan denk dat de Schepper van het heelal op Golgotha tussen twee dieven in de zon heeft gehangen en op een bepaald ogenblik zo radeloos was, dat Hij aan een deel van zichzelve vroeg: "Vader, o mijn Vader, waarom heb je mij in de steek gelaten?"'
En bijna veertig jaar later, in het genoemde essay, erkent hij: 'Zijn kruisdood blijft voor mij een verwerping van alles wat hij was.' Want de betekenis van Jezus ligt toch niet in zijn dood, maar in zijn leven dat daaraan vooraf ging? Toch is er niets wat hem meer bezighoudt, dan juist dit pijnpunt.

Genadeloos

Weinig oeuvres zijn zo hecht als dat van Boeli van Leeuwen. Hij houdt gepassioneerd van de Zoon, maar zoekt de Vader. En daar draait het in al zijn romans om.
In De rots der struikeling (1959) gaat het om twee dingen: de verlorenheid van de mens en Gods rol daarin. Dat de mens er ellendig aan toe is en dat hij hieraan zelf schuld heeft, daarvan is hoofdpersoon Eddy Lejeune tijdens de oorlogsjaren stevig doordrongen geraakt: 'Nu dat de aarde nog rood is van het bloed der jonge soldaten en het gekerm van de gemartelden in de concentratiekampen nog niet is verstild; nu dat de puinhopen in de steden nog smeulen, daag ik een ieder uit om vol te houden dat de mens niet zondig is.'
Maar wat hem betreft gaat ook God niet vrijuit. Want als Hij almachtig en alwetend is, waarom liet Hij dan het lijden toe?
In zijn eerste roman schetst Van Leeuwen de mens als het slachtoffer van een waanidee: hij is geboren met de droom van verzoening en een eeuwig leven, maar dat is er niet. Eddy Lejeune blijft er zijn hele leven naar op zoek. Kort voor zijn dood vertrekt hij naar Venezuela om er in een rivier naar diamanten te duiken. Het zoeken naar diamanten, de zuiverste vorm van materie, staat symbool voor het zoeken naar de essentie van het menselijke bestaan, naar de zin van het leven. Het enige wat hij vindt, is de dood.


Een vreemdeling op aarde

Eddy sterft in hopeloze verwarring, maar in Een vreemdeling op aarde (1962) nadert Kai Medema het katholicisme. Ook hij brengt de oorlogsjaren door in Nederland en raakt doordrongen van de verlorenheid van de mens. Gaandeweg begint hij zich te herkennen in het geloof van zijn moeder, al is het vooral een herkenning uit walging over het leven: ‘Door de walging leert hij wat het Christendom betekent - het zout der aarde - want als hij ziek als een hond op een zondagmorgen een klein kerkje in het noorden van het land binnengaat, staat daar tussen de vier witte muren voor zijn gemeente de schrale, onbuigzame dominee, die de mensen ranselt met zijn toorn en de toorn des Heren (...) En hij denkt ja, zondig is de mens, zondig en slecht en corrupt en verward en mislukt en als de dominee zegt: ‘Zie, wat er thans is geschied, is gekomen omdat de mens God heeft vergeten’, voelt hij zich bijna een Christen.’
Tegen een psychiater stort hij zijn hart uit: 'Alles wat ik doe is een poging om te ontsnappen uit die glazen kist van eenzaamheid waar ik in opgesloten ben. Ik drink om gelukkig te worden. Ik ga met vrouwen naar bed om gelukkig te worden. Ik wil in het Paradijs wonen en zweven als de engelen boven de aarde. Ik zou een heilige willen zijn en mensen met mijn handen zegenen. Ik zou aan het hart van God willen liggen en Zijn adem op mijn ogen willen voelen.'
Vervolgens reist hij naar Spanje, waar hij het geluk lijkt te vinden in een relatie met een katholieke vrouw, Maria, met wie hij een bijna volmaakte liefdesverhouding heeft. De vrome Maria leert hem zichzelf kennen: 'Wat jij zoekt kan ik je niet geven, want je zoekt God.’
Hij beseft dat hij alleen vrede kan vinden door zich over te geven aan Gods liefde, al is dat een stap die hij nog niet kan zetten. Het boek eindigt met een wanhopige bekering, die misschien meer een hartenkreet is: 'Here mijn God, ik ben een vreemdeling op aarde. Verberg je geboden niet voor mij.'


De eerste Adam

Het derde boek in deze 'trilogie' is De eerste Adam (1966). De hoofdpersoon, Adam Polaar, is wat Eddy en Kai hadden willen zijn: een heilige. Hij heeft zich erbij neergelegd dat God niet te vatten is en beperkt zich tot een praktische houding van naastenliefde. In die zin is hij verder in het geloof dan Eddy en Kai. Toch eindigt de trilogie hiermee niet optimistisch. Adam is evenzeer een losgeslagen zwerver, die gekweld wordt door twijfels en eenzaamheid. Als hij gedwongen wordt wèl te theoretiseren over God, raakt hij in verwarring en vlucht. En hij mag heilig lijken in zijn ontferming over medemensen, maar vaak wordt hij gedreven door duistere driften. Hij is aangetast door de bacil van het kwaad - door de zonde van de eerste Adam - evengoed als Eddy en Kai dat zijn. Het boek eindigt als hij door een krankzinnige vrouw die hij wil beletten haar kinderen te doden, zelf wordt vermoord.


Schilden van leem

Pas negentien jaar later verscheen Van Leeuwens volgende roman, Schilden van leem (1985). Ditmaal is Dianklo Devereau de hoofdpersoon, die zich na 25 jaar ambtenarij afkeert van het establishment om pro deo-advocaat te worden in de armenwijken van Curaçao. Hij komt tot dezelfde conclusie als Eddy, Kai en Adam, namelijk dat de idee van een almachtige God die het lijden op aarde toestaat of zelfs uitstort, niet te verteren is. Maar zijn liefde voor Jezus is mogelijk nog sterker.
Dianklo besluit in te gaan op een verzoek van de eilandsraad om Curaçaose hulpgoederen naar Santa Maria te brengen, een Midden-Amerikaans land dat door een aardbeving is getroffen. Om ervoor te zorgen dat de hulp terechtkomt bij de mensen die het echt nodig hebben, neemt hij drie zwervers mee, die hij in een container verstopt. Het schip loopt op een mijn, de drie komen jammerlijk om, en Dianklo zelf belandt in een krankzinnigengesticht. En zo eindigt Schilden van leem met dezelfde notie als De eerste Adam: de mens is aangetast door het kwaad en zelfs een poging tot een goede daad kan omslaan in het tegendeel.
Toch is er een belangrijk verschil tussen beide boeken. Want Adam hielp de lijdende medemens vanuit een existentialistisch gevoel van solidariteit, terwijl Dianklo nadrukkelijk het voorbeeld van Jezus volgt. Jezus is in deze roman bovendien niet slechts een navolgenswaardig mens, maar ook 'de Christus' en 'Zoon van God'.
In een interview dat Van Leeuwen in 1986 gaf, blijkt dat hij inderdaad anders is gaan denken over Christus: 'Ik heb twintig, dertig jaar verdaan door het lopen achter de historische Jezus aan, waaraan al in 1890-1900 geen enkele serieuze geschiedkundige twijfelde. Natuurlijk hadden we nooit iets van Christus gehoord als Hij alleen maar een mens was geweest, want er zijn profeten bij de vleet en er zijn ook mensen die gekruisigd zijn bij de vleet. Het is niet vol te houden dat het christendom zou bestaan als deze Man die als een gewone misdadiger ter dood is gebracht, niet meer was dan dat. Alle profeten zeggen met grote nadruk dat ze slechts profeten zijn - Allah is Allah en ik ben zijn profeet. Wat Christus heeft beweerd, dan kan je maar tot één conclusie komen: of de Man was krankzinnig of Hij sprak de waarheid.'


Het teken van Jona

In zijn laatste roman, Het teken van Jona (1988), komt Van Leeuwen dan toch weer terug bij het probleem van God de Vader. Hoofdpersoon is een oudere schrijver op Curaçao, die de dood voelt naderen. De ervaring van Christus' nabijheid volstaat niet meer. Hij wordt gedwongen na te denken over wat er na het sterven met je gebeurt, over de eeuwigheid, en dus over God de Vader.
De hoofdpersoon redt het leven van een grootgrondbezitter uit Zuid-Amerika, die hem uit dankbaarheid een cruise naar zijn haciënda aanbiedt. Eenmaal in Zuid-Amerika aangekomen, ontmoet hij in het oerwoud een Moeder Theresa-achtige non, die welhaast een heilige is. Getergd door zijn levenslange twijfels, vraagt hij haar waarom God toelaat dat zelfs kinderen moeten lijden. 'Ze zei, zacht en hees: "I do not know and I don't think anybody knows."' Toch is haar geloof onwankelbaar. Dan vraagt hij hoe God dan heeft kunnen toestaan dat Zijn Zoon werd gekruisigd. Ze schrijft voor hem een tekst op: 'Dear stranger: you are already a child of God. But what you are to be in the future has not yet been revealed to you. But you can be sure that you shall be like Him, because you shall see Him as He really is.' (1 Johannes 3:2).
Als een bloedmooie vrouw haar lichaam aanbiedt maar tegelijkertijd als een duivelse verleidster probeert hem afstand te laten nemen van God, bezwijkt hij bijna. Maar God lijkt in te grijpen en hij komt tot een mystieke bekering.
Maar eenmaal terug op Curaçao overvalt hem weer de twijfel over de heilsgeschiedenis. Wanhopig gilt hij: 'We hebben geen Vader. We zijn voor altijd verloren.' Maar daar kàn hij zich niet bij neerleggen. Zonder Vader geen hoop, geen leven na de dood.
Dan krijgt hij een Openbaring 21-achtig visioen, waarin Christus aan hem wordt geopenbaard: ‘Het leven, dat wist ik nu met stellige zekerheid, is a voyage homeward bound. (…) Mijn komende dood zal niet meer zijn dan het afleggen van een vergaan omhulsel (…) de ziel zal omhoog stijgen om gelijk te worden aan Hem, die ik heb gezien. (…) En de mijnen en ik, zullen, gelijk aan Hem, in volmaakt geluk tot het einde der dagen ons koesteren in Zijn liefde, bevrijd van de zware aarde, bevrijd van pijn en verdriet.’
Aan het einde van het boek bidt hij tot God de Vader, met de woorden van het Onze Vader.

Veertig jaar na zijn debuutroman is Boeli van Leeuwen dichter bij God gekomen. Maar de bekering in Het teken van Jona  ademt de sfeer van een zinsbegoocheling, een wensgedachte zonder grond. Want God de Vader is onbevattelijk en de zoendood van Christus nog altijd onverteerbaar.
In het essay dat aan het begin van dit artikel ter sprake kwam, blikt hij terug: 'Mijn leven lang heb ik, wanhopig, met trillende handen in de handen van Jezus, als aan een trapeze, boven een afgrond gezweefd. Nu komt er van de andere kant een trapeze op me af: ik moet loslaten, me omdraaien en pakken. Dit loslaten van Jezus de mens en dit vastpakken van Jezus de Christus, boven de afgrond van mijn twijfel, zal een zeer beslissend moment in mijn leven zijn.'


De romans van Boeli van Leeuwen zijn in herdruk verschenen bij uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem.

Een interview dat ik in 1996 had met Boeli van Leeuwen op Curacao, is hier te lezen: "God is er voor de aarde".


Zie ook een recent artikel van Menno van der Beek in Wapenveld over het oeuvre van Boeli van Leeuwen: "Dit gezegd hebbende brak een van de poten van mijn stoel doormidden".

No comments:

Post a Comment