Saturday 18 January 2014

Heil bevrijdt en maakt heel (Opbouw Magazine)

In Grace Church laat ik een filmpje zien over een Ugandees meisje dat als vondeling bij een christelijk weeshuis terechtkomt. Ze heeft een kleurig touwtje om haar middel, dat is omgebonden door een witch doctor, die ermee zegt: “Zolang je onder mijn bescherming staat, hoef je niet bang te zijn voor boze geesten. Maar o wee als jij je aan mij onttrekt…” In het weeshuis wordt het touwtje symbolisch doorgeknipt en de vloek die over haar is uitgesproken wordt in Jezus’ naam verbroken.
Ik ben benieuwd of onze Afrikaanse bezoekers dit gebruik kennen. En of! Een Ghanese zuster vertelt dat ze zelf ook naar de witch doctor is gegaan met haar zoontje. “Je moet je kind toch beschermen. We hebben dat touwtje niet afgedaan, hoor, want dat is gevaarlijk.”
Het mag inmiddels bekend verondersteld worden dat het zwaartepunt van het christendom is verschoven naar het zuidelijk halfrond. Westerse christenen vormen een minderheid in het wereldwijde lichaam van Christus: de gemiddeld christen is niet meer blank, Europees, modernistisch en liberaal, maar Afrikaans of Latino, en charismatisch in geloofsovertuiging. Westerse christenen mogen denken dat demonen niet werkelijk bestaan en dat de bijbelse verhalen over geestelijke gebondenheid en exorcisme metaforisch begrepen moeten worden, het grootste deel van de wereldwijde kerk denkt daar anders over. [1]
Voor de overgrote meerderheid van de niet-westerse christenen zijn ervaringen met kwade machten, geestelijke gebondenheid en de uitwerking van bezweringen uiterst reëel, maar óók de mogelijkheid van bevrijding in de naam van Jezus Christus. “In mijn kerk in Uganda is er elke zondag na de dienst de mogelijkheid om met je te laten bidden voor genezing en bevrijding”, vertelde ons gemeentelid Tamale onlangs nog op een kringavond. “En wanneer je lid wordt van de gemeente krijg je altijd eerst pastorale counseling, om af te rekenen met zonden en kwade invloeden vanuit je verleden. Geestelijke bindingen worden verbroken en als het aan de orde is, worden demonen uitgeworpen. Vergeet niet dat er bij ons veel juju is, witchcraft, en bijna iedereen krijgt daarmee te maken.”

Bijgeloof of demonie
Het is cultureel-arrogant, benadrukken academische theologen als Kwame Bediako en Cephas Omenyo (beiden presbyteriaans en Ghanees) veelvuldig, dat westerse christenen deze ervaringen nog altijd afdoen als “primitief bijgeloof”, soms “suggererend dat wij nog door de Verlichting heen zouden moeten”. Wat hen betreft is het hoog tijd dat westerse theologen iets bescheidener worden en erkennen dat ze misschien wel eens iets zouden kunnen leren van de ervaringen van hun Afrikaanse en Aziatische broeders en zusters.[2]
Ook in een internationale kerk als ICF Amersfoort is dit aan de orde van de dag. In onze Engelstalige gemeente Grace Church, bijvoorbeeld, leert de ervaring dat vrijwel iedere Afrikaanse broeder of zuster in ons midden in meer of mindere mate te maken heeft – of heeft gehad – met witchcraft of  demonische belasting. Ja, er worden ook dingen gezegd die we wel degelijk als “bijgeloof” benoemen en door bijbels onderwijs proberen te ontkrachten. Maar in het pastoraat komen we ook geregeld dingen tegen die onmiskenbaar demonisch van aard zijn.

Machteloos
En wat doe je dan als kerk? Hoe ga je er in je pastoraat mee om? Westerse zendelingen in Afrika hebben vaak gedacht dat het volstond om naar Christus te verwijzen (en soms is dat nog steeds de benadering van gereformeerde kerken). Afrikaanse bekeerlingen werden eenvoudigweg opgeroepen om zich niet meer bezig te houden met de geestelijke wereld en in plaats daarvan erop te vertrouwen dat je als christen veilig bent in Christus. Maar dat is te simpel en het doet geen recht aan de ervaringen van Afrikaanse christenen, benadrukt Omenyo bijvoorbeeld in een uitstekend artikel over de opkomst van de charismatische kerken in Ghana.[3] De geestelijke machten worden immers wel degelijk ervaren in het dagelijkse leven. Van de nieuwe, christelijke religie werd – en wordt – verwacht dat ze niet machteloos staat in die geestelijke strijd, maar actief bevrijding en bescherming biedt.
De passieve opstelling van de zendingskerken, en de afwezigheid van een bediening van bevrijding en genezing, werkte in de hand dat Afrikanen het christelijke geloof lang zijn blijven zien als een vreemde, westerse religie, die geen antwoorden had op de werkelijke levensvragen van Afrikanen. Het christelijke geloof bleef een “extra” – baat het niet dan schaadt het niet – maar voor de werkelijke vragen en noden bleven Afrikaanse bekeerlingen terugvallen op pre-christelijke oplossingen.
De passiviteit van de zendingskerken had ook de opkomst – in de postkoloniale tijd - van de zogenaamde African Initiated Churches (AIC’s) tot gevolg: kerken die wél wortelden in de Afrikaanse belevingswereld, maar veelal doorschoten in syncretisme, met genezings- en bevrijdingsrituelen die sterk vermengd waren met de pre-christelijke religies.[4]
Omenyo analyseert hoe de westerse zending serieus werk maakte van de eerste drie niveaus van contextualisatie – gedrag, waarden en overtuigingen – maar verzuimde om het vierde niveau te onderkennen: de onderliggende wereldvisie. Het is de vraag, zegt Omenyo, in hoeverre een wereldbeeld verandert bij het aannemen van een andere geloofsovertuiging. Het valt in elk geval niet te verwachten dat Afrikanen die christen worden, een westers wereldbeeld overnemen. Zeker niet als ze in het bijbelse wereldbeeld meer herkennen van hun eigen wereldbeeld dan van het moderne westerse wereldbeeld. “Ik was verbijsterd”, zei een Nigeriaans gemeentelid een paar jaar geleden tegen me, “toen ik ontdekte dat Nederlandse christenen die zichzelf als bijbelgetrouw zien, geen geloof hechten aan het bijbelse spreken over demonen en gebondenheid. Hoe kan het, dat jullie meer geloof hechten aan niet-christelijke filosofen dan aan Gods Woord?”

Heil is heelheid
Dat Afrikaanse wereldbeeld omvat – in al z’n diversiteit – een paar kernnoties, die theologen als Bediako en Omeyo herkennen in het bijbelse wereldbeeld:
  • ·         Er is een intrinsieke verbondenheid en onderlinge afhankelijkheid van al het leven op aarde, mens en natuur, als schepping van God.
  • ·         De mensheid is niet autonoom, maar afhankelijk van andere machten. God is de voortdurende bron van leven en herstel van leven. Maar er zijn ook kwade machten die opstaan tegen dit leven, machten van ziekte, dood, chaos, onrecht en lijden.
  • ·         Er is geen strikte scheiding tussen onze materiële werkelijkheid en de geestelijke werkelijkheid, geen dichotomie tussen een “natuurlijke” en een “bovennatuurlijke” wereld: het is één wereld. Of in de woorden van Bediako: één “sacramentele werkelijkheid”.
  • ·         Een mens is niet alleen een spirituele ziel, maar ook een denkend brein, en een lichaam – en je bestaat niet als autonoom individu maar in relatie met anderen en met de geestelijke wereld. Ziel, geest, lichaam en relaties hangen altijd met elkaar samen. Ben je bijvoorbeeld ziek, dan heeft dat niet alleen te maken met je lichaam, maar het heeft ook spirituele, mentale en relationele dimensies. Dan ga je dus niet alleen naar een dokter, maar je gaat in elk geval ook op zoek naar mogelijke spirituele oorzaken en remedies.


In de Afrikaanse theologie klinkt veelvuldig het verwijt dat de westerse theologie het heil van God te veel heeft “vergeestelijkt”, alsof het alleen maar gaat om “eeuwig behoud voor de ziel”. Maar het heil van God brengt herstel en genezing voor alle dimensies van het leven. En de kerk is de plaats waar dit heil actief wordt bemiddeld. Dat verwachten Afrikaanse christenen dus van hun kerk. [5]

Afwachten of het zich aandient?
Multiculturele kerken als ICF Amersfoort kunnen niet om die vraag heen. Adequaat pastoraat mag niet voorbijgaan aan geestelijke noden die sterk ervaren worden. Maar hoe actief moet je je dan opstellen als het gaat om bevrijdingspastoraat? Kun je, eenvoudig gezegd, maar beter wachten tot het zich aandient?
Enkele jaren geleden deed ik vanuit de VU  - onder begeleiding van dr. Sake Stoppels - een onderzoek naar contextualisatie in een Engelstalige katholieke parochie in Amsterdam-Zuidoost. De parochie bestaat tegenwoordig voor 80 procent uit niet-westerlingen, vooral Ghanezen en Nigerianen. Er gebeurt veel aan praktisch pastoraat, door pastorale teams van zowel westerlingen als Afrikanen. Je zou dus verwachten dat pastorale nood die te maken heeft met demonie hier inderdaad vanzelf wel aan de orde komt. De uitkomst van het onderzoek – zowel anonieme enquêtes als interviews – was echter verrassend. Er bleek in het geheel geen bevrijdingspastoraat plaats te vinden, en álle westerse pastoraal werkers gaven aan dat dit ook helemaal niet aan de orde was: zulke pastorale problemen kwamen überhaupt niet voor in hun parochie. Tegelijk gaven álle Afrikaanse pastoraal werkers aan: “Ja, veel Afrikaanse parochianen worstelen met demonische gebondenheid en occultisme, maar ze zullen het niet vertellen in de kerk”.
Zelfs in deze multiculturele parochie met intensief pastoraat, komt de problematiek niet spontaan boven water, terwijl veel parochianen er wel mee worstelen. Wil je als geloofsgemeenschap adequate pastorale zorg bieden, dan zul je er dus specifieke aandacht aan moeten geven.

Vrijheid in Christus
In Grace Church doen we dit onder meer door een jaarlijks gemeenteproject tussen Pasen en Pinksteren – “Freedom in Christ”. In zes themadiensten én op de wekelijkse huiskringen gaan we dan intensief in op de vrijheid die we mogen ontvangen in Christus, inclusief de vrijheid van allerlei vormen van “gebondenheid”. De focus ligt niet op demonen, laat staan “uitdrijving”, maar op onze nieuwe identiteit in Christus. Aan de orde komen onder meer
  • ·         omgaan met hoe je bent grootgebracht (zowel goede als minder goede dingen    kunnen van generatie op generatie worden doorgegeven)
  • ·         breken met niet-christelijke geloofsovertuigingen en praktijken
  • ·         breken met zonde en het leren omgaan met de oorzaken van zondige patronen
  • ·         vergeven van anderen en loskomen van verbittering.


Heel bewust benoemen we wel aspecten die te maken kunnen hebben met witchcraft of demonie, onder meer door voorbeelden aan te halen vanuit de Afrikaanse context, zodat duidelijk is dat we hier weet van hebben en dat gemeenteleden ermee terecht kunnen bij het pastorale team. Tegelijk integreren we het in een breder pastoraal perspectief, waarbij de nadruk ligt op genade en identiteit in Christus, op groei in discipelschap, en op vergeving en heling.
In de veilige setting van de huiskringen komt enorm veel aan de orde, van opvoeding tot vloeken die zijn uitgesproken over iemands leven, en van beschadigde emoties tot hardnekkige zonden. De ervaring leert inmiddels dat vrijwel ieder Afrikaans gemeentelid in meer of mindere mate te maken heeft - of heeft gehad - met occulte invloeden en met angst hiervoor. Het mooie is dat de ervaring vooral ook leert dat bevrijding en genezing inderdaad mogelijk zijn bij Jezus Christus – soms door vergeving, soms door het breken met zondige gewoonten, en soms door het verbreken van demonische bindingen en het wegsturen van een boze geest.
Wat we ook leren, is dat Nederlanders net zo goed te maken hebben met geestelijke strijd en gebondenheid, ook al zijn de vormen dan anders. Er is een toenemende openheid voor pre-christelijke of oosterse spiritualiteit en transcendentale ervaringen. Ook komen we tieners tegen die horrorfilms en occulte films kijken en daarna last hebben van angsten en stemmen in hun hoofd. Daar waar mensen zich openen voor de geestelijke wereld en Jezus niet als Heer hebben, neemt satan terrein in. Meer dan ooit zal de kerk zich bewust moeten zijn van de roof die satan pleegt, en niet machteloos te staan als mensen in nood bij ons aankloppen.
Als westerse gereformeerden staan we daar vaak wat onwennig in. Wat is het dan goed om te beseffen dat we kunnen leren van onze broers en zussen in Gods wereldwijde kerk. Het begint met het eerlijk erkennen van de problematiek, om vervolgens met elkaar te zoeken naar bijbelse en pastoraal zorgvuldige manieren om hiermee om te gaan – als actieve bemiddeling van het heil dat we ontvangen in Christus: waar Hij komt moet de macht van het kwade wijken.[6]


Published in: Opbouw Magazine, January 2014 (in a special edition on deliverance ministry)







[1] Zie bijvoorbeeld Philip Jenkins, The Next Christendom. The Coming of Global Christianity (New York, Oxford University Press, 2007 – revised and expanded ed.), en het vervolg hierop, The New Faces of Christianity. Believing the Bible in the Global South (New York: Oxford University Press, 2006); Amos Yong, The Spirit Poured Out on All Flesh. Pentecostalism and the Possibility of Global Theology (Grand Rapids: Baker Academics, 2005); Michael Welker, God the Spirit (Minneapolis: Fortress Press, 1994).
[2] Bijvoorbeeld Kwame Bediako, ‘African Theology as a Challenge for Western Theology’, in: Martien Brinkman en Dirk van Keulen (eds), Christian identity in cross-cultural perspective, Studies in Reformed theology, Volume 8 (Zoetermeer: Boekencentrum, 2003), 52-67.
[3] Cephas N. Omenyo, ‘Charismatic Churches in Ghana and Contextualization’, Exchange 31, no. 3 (2002), 252–277.
[4] Zie bijvoorbeeld Gerrie ter Haar, Spirit of Africa: The healing ministry of Archbishop Milingo of Zambia, (London: Hurst, 1992). 
[5] Bijvoorbeeld Diane B. Stinton, Jesus of Africa. Voices of Contemporary African Christology (Maryknoll: Orbis Books, 2004), en Gerrit Brand, Speaking of a Fabulous Ghost (Frankfurt: Peter Lang, 2002).
[6] Zie ook Gijsbert van den Brink en Kees van der Kooi, Christelijke dogmatiek (Zoetermeer: Boekencentrum, 2012), 413-420.

No comments:

Post a Comment